Fazant

Naamgeving
Fazant (Phasianus colchicus)

Uiterlijk
Fazanten zijn van oorsprong geïntroduceerde grote hoenders waarvan de mannetjes kleurrijk zijn en de vrouwtjes een lichtbruine schutkleur hebben. De in Europa levende dieren zijn kruisingen tussen minstens vier ondersoorten, afkomstig uit gebieden die zich uitstrekken van de Kaukasus via China tot in Japan. Er zijn hanen met een zwarte hals, naast ringfazanten met een witte halsring, isabelkleurige witvleugel-fazanten naast zeer donkere tenebrosusfazanten; exemplaren met een goudkleurige buik uit de Kaukasus naast olijfgroene uit China; grote en winterharde dieren uit Mongolië naast bronskleurige en blauwe uit Japan. Hierdoor lijkt welhaast geen fazantenhaan op de andere, en zijn ze allemaal individueel te herkennen.

De hanen hebben een uit achttien pennen bestaande staart met enkele opvallend grote veren, om in de baltstijd mee te pronken. De naakte huid van kop en hals zwelt dan op en vormt felrode hanenkammen, lellen en "rozen”. Aan de achterzijde van de kop heeft de haan twee pluimen en aan zijn poten sporen. Bij jonge hanen zijn deze klein, bij overjarige soms vervaarlijk groot. Hennen hebben de -tijdens het broeden zo belangrijke – bruine schutkleur.

De haan heeft een lengte van circa 80 cm en de hen is met 60 cm een stuk kleiner. De vleugellengte: haan 25 cm en hen 22 cm. Het gewicht van een haan bedraagt gemiddeld 1400 g en van een hen 1200 g.

Biotoop
De fazant is van oorsprong een vogel van de rivierdalen. Hij heeft een voorkeur voor landbouwgebieden met veel bosjes en bomen, rietgordels langs waters en meren, aan akkers grenzende vochtige bossen.

Leefwijze en gedrag
De fazant is alleen overdag actief. Roesten doen fazanten in groepen, het liefst in bomen of struiken en als die er niet zijn, op een beschutte plek op de grond. De fazant is een echte loopvogel die grote afstanden kan afleggen op zoek naar voedsel. Fazanten leven meestal in groepen. In de winter zijn dat groepen van drie of vier hanen met een paar hennen, maar ook wel eens alleen maar hanen. Iedere haan heeft tijdens de paartijd een eigen baltsplaats, waarop zich meestal enige hennen bevinden. Rivalen worden dan niet geduld. In het veld is de aanwezigheid van fazanten al snel duidelijk door de schorre kreet van de hanen.

Voortplanting
Paartijd: februari-maart
Broedtijd: april-juli
Aantal legsels: 1, nalegsel mogelijk.
Aantal eieren: 8-12 olijfbruin tot blauwgrijze eieren
Broedduur: 23-24 dagen; broedt vanaf laatste ei.

Voedsel
Het voedsel van fazanten bestaat uit allerlei planten, zaden, bessen, wormen, slakken en insecten.

Jacht
De fazantenhaan mag van 15 oktober tot en met 31 januari bejaagd worden en de fazantenhen van 15 oktober tot en met 31 december.

Voorkomen
Fazanten komen in heel Nederland voor als standvogel. De fazant is in ons land een veel voorkomende broedvogel met de hoogste dichtheden in Groningen en Zeeland. Het aantal broedparen bedroeg in 2005 circa 50.000-60.000 broedparen. Sinds 1980 is het aantal fazanten in Nederland afgenomen als gevolg van verslechtering van het leefmilieu, de schaalvergroting in de landbouw, verkeer en de toegenomen predatiedruk. Een belangrijke oorzaak is ook het gevolg geweest van een streng vergunningenbeleid voor het uitzetten van fazanten. Na 1993 zijn door de rijksoverheid in het geheel geen vergunningen meer verstrekt. De ontwikkeling van de fazantenstand in de toekomst zal vooral afhangen van de biotoopkwaliteit en de predatiedruk. Naar schatting worden er jaarlijks 400.000 tot 500.000 fazantenkuikens geboren.

Het fazantenafschot is de afgelopen 25 jaar ook gedaald door een lagere stand en het verbod op uitzetten van fazanten. Ook het jachtverbod in veel natuurterreinen speelt een rol in de afname van het afschot. Daar waar de stand hoog is ligt het afschot ook hoger. Op plekken met lage dichtheden of een slechte voortplanting vindt geen of nauwelijks afschot plaats.


De wildbeheereenheid is de vereniging van lokale jachthouders en jagers die uitvoering geeft aan verantwoord en duurzaam wildbeheer.